Kabinetsreactie POCOB-verslag

Verklaring van het NIF-bestuur met betrekking tot de kabinetsreactie op het POCOB-verslag en het Rand-onderzoek naar buitenlandse financiering van religieuze instellingen in Nederland
De Nederlandse Islamitische Federatie (NIF) heeft kennisgenomen van de beleidsreactie van 23 november jl. van het kabinet op de Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit ‘onvrije landen’ (POCOB).
Uit de reactie konden we onder meer opmaken dat het kabinet zich laat leiden door de zorgen in de samenleving over de ‘Lange arm’ van Turkije. Het kabinet stelt dat Milli Görüs via ideologische beïnvloeding uit de Turkse samenleving makkelijker in aanraking kan komen met groeperingen met ‘radicaal gedachtegoed’ die gelieerd zijn aan de Moslimbroederschap.[1] Tegelijkertijd stelt het kabinet echter dat de invloed van de Moslimbroederschap in Nederland beperkt is vanwege het “beperkte aantal personen waaruit de Nederlandse kern van de broederschap bestaat”.[2]
Het NIF-bestuur stelt vast dat de verhouding tussen de reële en de gepercipieerde invloed van de Moslimbroederschap op de samenleving zoek is en dat deze scheve verhouding weerslag heeft op de maatschappelijke perceptie van de NIF in het bijzonder en Milli Görüş in het algemeen.
Rand-rapport buitenlandse financiering van religieuze instellingen
Het NIF-bestuur heeft daarnaast kennisgenomen van de resultaten van het rapport van 30 november jl. van Rand Europe en Breuer & Intraval naar aanleiding van haar onderzoek naar buitenlandse financiering van religieuze instellingen in Nederland.
Belangwekkende uitkomst van het onderzoek van Rand Europe en Breuer & Intraval was in het bijzonder de conclusie dat er geen indicaties zijn gevonden voor directe beïnvloeding vanuit het buitenland. Het rapport schetst een beeld waarin de media sturend optreden in het beeld dat wordt gecreëerd van islamitische instellingen in Nederland.[3]
Over proportionaliteit
Het NIF-bestuur stelt gezien het voorgaande vast hoe sentimenten in de samenleving, die tot op zekere hoogte gevoed zijn door de media, aanleiding kunnen vormen voor verscherpte toezicht op het functioneren van religieuze en maatschappelijke instellingen.
Het NIF-bestuur ziet in haar geval dat de invloed van de media in het uitlichten van feiten die in verband kunnen worden gebracht met het beeld van een ‘Lange arm’ van Turkije of een samenzwerende Moslimbroederschap bijdraagt aan het dreigingsbeeld dat is ontstaan ten aanzien van problematisch gedrag al dan niet binnen de NIF en Milli Görüş in het algemeen.
Het NIF-bestuur waardeert het feit dat het kabinet zich desondanks realiseert dat problematisch gedrag, waar deze zich ook voordoet binnen islamitische gemeenschappen, niet altijd een relatie heeft met buitenlandse beïnvloeding.[4] Het kabinet zegt zich bewust te zijn van de impact van sociale uitsluitingsmechanismen, een zwakke financiële positie van sommige (islamitische) organisaties, islamofobie, discriminatie en racisme, waardoor mensen zich terug kunnen trekken uit de samenleving en vertrouwen kunnen verliezen in de instituties die er juist voor hen behoren te zijn.[5]
Het NIF-bestuur benadrukt altijd open te staan voor een constructieve dialoog met het kabinet en (lokale) overheden in het mitigeren van problematisch gedrag van burgers ten aanzien van de democratische rechtsorde, zowel in de relatie ten aanzien van de overheid als ten aanzien van burgers onderling als het gaat om kernwaarden van de samenleving.
Mustafa Aktalan
Voorzitter NIF
[1] Beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (23 november 2020). Kenmerk: 2020-0000148251, p. 8.
[2] Beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (23 november 2020). Kenmerk: 2020-0000148251, p. 9.
[3] Rand Europe & Breuer & Intraval (2020). Onderzoek naar buitenlandse financiering van religieuze instellingen in Nederland. Samenvatting, p. 7.
[4] Beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (23 november 2020). Kenmerk: 2020-0000148251, p. 7.
[5] Beleidsreactie op Parlementaire Ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (23 november 2020). Kenmerk: 2020-0000148251, p. 10.